Na een lange werkdag en al een flink stuk file achter de kiezen, rijd ik naar het eerstvolgende tankstation om te tanken. Hm. Weinig plek hier. Bij het linkerrijtje pomps staat een kapot busje, omringd door oranje pionnen, te wachten op de ANWB. Dan maar een pomp aan de rechterkant. Hm, mijn tankdop zit aan de linkerkant, niet aan de rechterkant. In z’n achteruit dan maar en aan de andere kant van dit rijtje parkeren. Maar aan de andere kant van het rechterrijtje staat al een hele grote vrachtwagen. Zucht. Wat nu? Nou, dan maar gewoon even keren.
Ik rijd mijn auto bijna tot aan het Esso-winkeltje, draai, en keer, zodat ik nu met m’n kont naar het Esso-winkeltje sta. Is vast onorthodox (ik heb het in ieder geval nog nooit een automobilist zien doen..), maar soms moet je wat. Ik trek mijn hakken aan (heb ik altijd uit tijdens het rijden) en stap zo normaal mogelijk uit de auto (alsof ik bij voorkeur altijd zo achterstevoren tank) en... kom erachter dat mijn tankdop toch niet linksachter zit, maar rechtsachter! Aaargh! Alsof ik me op dat moment niet al ‘blond’ genoeg voel, zie ik opeens de Esso-jongen vanuit zijn winkeltje elke beweging van mij met zijn havik-ogen volgen..
Snel stap ik in. Beschaamd. En terwijl ik mezelf in de veilige geluidsdichte cocon van mijn auto hardop moed in spreek dat ‘het niet uitmaakt wat andere mensen van mij of mijn geklungel vinden’, keer ik mijn auto weer. De Esso-jongen moet hebben gemerkt dat de snelheid waarmee ik dit deed, niet zozeer een bewijs was van goede rijvaardigheid-skills, maar toch vooral een uiting van frustratie.
Zuchtend stap ik voor de tweede keer uit. Motor uit? Check. Klepje van de tankdop ontgrendeld? Check. Autosleutels in m’n hand? Check. Portemonnee bij me? Check. Mij zul je niet meer op een stomme actie kunnen betrappen! Niet in de eerstvolgende vijf minuten tenminste.. Op wat geduw en getrek met de slang na, doorloop ik het tankproces zonder kleerscheuren. Lichtelijk vermoeid van een zo simpele handeling als tanken, loop ik in gedachten verzonken het winkeltje binnen. Als ik opkijk, kijk ik recht in de bruine ogen van de starende Esso-jongen. Schoorvoetend nader ik de kassa. Mijn zelfvertrouwen ligt in de kofferbak en mijn bravoure is een doodgereden konijn op de snelweg. De Esso-jongen kijkt me aan. “Eh.. je zag me zeker wel staan klungelen, hè?”, probeer ik met een zenuwachtig lachje. “Ach, dat busje staat gewoon in de weg, mooie vrouw.” Huh? Zei hij nou...? Wat zei hij? Schaapachtig kijk ik hem aan om vervolgens op de automatische piloot mijn pincode in te toetsen. “Nou ja, eh.. ik was ook even vergeten dat de tankdop bij deze auto aan de andere kant zit.. Maar dat komt omdat ik een week een andere auto had, hoor!” “Wil je het bonnetje mee, mooie vrouw?” Zijn ogen laten me even los en dirigeren mijn blik naar zijn uitgestoken hand. Ik sla de bon af, blozend, alsof er een oneerbaar voorstel in zijn handschrift op staat. “Fijne avond, mooie vrouw,” grijnst hij. “Thanks. Jij ook” grijns ik terug.
Drie keer. Drie keer ‘mooie vrouw’... Opvallend licht loop ik naar mijn auto, start in één vloeiende beweging de motor, rijd elegant weg en schuif stralend weer aan in de file.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten